gedenkstenen

 
in de vroegere poorten van Maastricht
 



Maastricht kende twee opeenvolgende ommuringen met daarin poorten aan het uiteinde van de uitvals- of zo men wil de toegangswegen.

 

   

In de eerste ommuring: 

in de tweede ommuring uitgebreid met:

1- Helpoort

(Bernardusstraat)

12- Sint Pieterspoort  

(Pieterstraat)

2- Looierspoort

(Gr. Looiersstraat)

13- Tongersepoort

(Tongersestraat)

3- Lenculenpoort 

(Lenculenstraat)

14- Brusselsepoort 

(Brusselsestraat)

4- Tweebergenpoort  

(Tweebergerpoort)

15- Lindenkruispoort 

(Maagdendries)

5- Grote Poort 

(Markt)    

16- Boschpoort 

(Boschstraat)

6- Leugenpoort 

(Markt)

17- St. Maartensbuitenpoort

(noordoosthoek Wijck)

7- Veerlinxpoort 

(M. Grachtstraat)

8- O.L. Vrouwepoort

(Graanmarkt)

latere toevoegingen

9- St. Maartenspoort

(Wijcker Grachtstraat)

18- Nieuwe St. Maartenspoort

(Rechtstraat noord)

10- St. Maartenspoort

(Rechtstraat)

19- Poort Waerachtig

(Begijnenstraat)

11- Hoogbruggepoort 

(Hoogbrugstraat)

                                                                                NB. poort nr. 7, 8 en 11 bleven ook opgenomen in de                                                                                 eerste verdedigingsgordel van de tweede omwalling.

                              

Tijdens de aanleg van die tweede ommuring, die dik tweehonderd jaar in beslag nam (in de  tijd van Herbenus rond 1500 was nog niet alles gereed!) maakten de poorten van de eerste ommuring onderdeel uit van de reservestelling. Pas nog later verloren ze hun militaire  bestemming, maar verdwenen pas bij bouwvalligheid of als ze in de weg stonden. Eventuele gedenkstenen hieruit, geplaatst om de aanleg of verbouwing te memoreren, zijn niet bekend, laat staan bewaard gebleven.

Van de tweede omwalling worden slechts een viertal (twee van de Sint-Maartensbuitenpoort, en verder van de Hoogbrugge- en de Tongersepoort) vermeld in publicaties van vóór de grote afbraak in 1868. De vraag is dus of er wel meer zijn geweest én of zo ze er al waren, bewaard zijn gebleven nadat de poorten met voortvarendheid en zonder enig historisch besef werden afgebroken.

De poorten verdwenen dus grotendeels en eventuele bijbehorende gedenkstenen in ieder geval uit het zicht. In het gunstigste geval opgeborgen. “De steen bevindt zich thans in het museum”, zoals dat in de Maasgouw werd genoemd, wat gelijk stond aan opslag respectievelijk onder het Dinghuis, bij de Helpoort, op de binnenplaats van het Geschiedkundig Museum aan de Lenculenstraat, daarna binnenplaats Bonnefantenmuseum aan de Ezelmarkt en na de verhuizing de kantoorruimte in de Entre Deux met tussendoor ook nog op het opslagterrein van Publieke Werken in de Beatrixhaven, waar zo’n vijfentwintig jaar geleden alleen nog enkele brokstukken van de Sint- Maartensbuitenpoortsteen gefotografeerd konden worden. 
Mochten daar nog andere poortstenen gelegen hebben, dan waren ze toen in die puinhoop in ieder geval niet te ontdekken. 

 

>> "in" het museum: gemeentelijke opslag in de Beatrixhaven rond 1980 en binnenplaats Bonnefantenklooster
  

Niet lang daarna ging de hele handel van (gevel)stenen weer terug naar het Bonnefantenmuseum waar in een inventarislijst van november 1983  twee voormalige poortstenen werden genoemd, te weten die van de Sint-Maartensbuitenpoort en die van de Nieuwe Sint-Maartenspoort.
De restanten van de twee bewaard gebleven poortstenen liggen nu opgeslagen in het externe depot van het Bonnefantenmuseum.. 
Met name van andere gevelstenen is bekend dat ze dat voortdurend heen en weer gesjouw niet heelhuids of helemaal niet overleefd hebben. Het is dan wel harde Naamse steen, maar tevens heel splijtgevoelig. En van een eenmaal gebroken steen raak je zo stukken zo kwijt.

 


Gedenkstenen uit de poorten

Nu al heel wat verdwenen is, is kennis van de gedenkstenen uit de poorten voornamelijk uit vroegere publicaties te halen.

Afgezien van het feit dat in de tekstweergave door verschillende auteurs de keuze voor een ij of y en het toevoegen van hoofdletters het gevolg kan zijn van een persoonlijke invulling, vraag je je toch af of de optekenaars ze -  ook nog in de 19e eeuw toen de stenen ter plaatse of mogelijk “in het museum” bekeken konden worden - ook lijfelijk gezien hebben.  
Of dat achter de schrijftafel ijverig maar onzorgvuldig van elkaar gekopieerd is.  

Morreau zou mogelijk te verwijten zijn dat hij zonder te controleren gebruik gemaakt heeft van oudere tekstbronnen, terwijl hij zelf aangeeft dat verschillende stenen in 1979 opgeslagen zijn bij Publieke Werken (Stadsmagazijn Limmel). Betwijfeld mag worden  of hij ze daar daadwerkelijk gezien heeft, eenvoudig omdat ze er toen of onbereikbaar dan wel niet meer te vinden waren, behalve die paar eerder genoemde brokstukken.  
Dat nonchalant en klakkeloos kopiëren – een bekend tijdloos verschijnsel, zoals ook meerdere oude gevelsteenlijsten bewijzen - leverde van de teksten op bekend gebleven poortstenen meerdere versies op, die ik de lezer zal besparen, maar in de vermelde bronnen opgezocht en vergeleken kunnen worden. 

 


  Hoogbruggepoort

(de poort aan het uiteinde van de Hoogbrugstraat in Wijck)

 

Boven de poortdoorgang aan de veldzijde was een gedenksteen geplaatst die betrekking had op de bouw van de brug voor de poort in 1412. Mogelijk dat Herbenus deze in gedachten had toen hij in 1485 schreef dat “de zeer sterke Hoogbruggepoort met haar twee zijtorens en veelvuldig sluitwerk ongeveer zeventig jaar geleden gebouwd werd.”

 

>> Simon de Bellomonte, Hoogbruggepoort, detail stadspanorama 1581

 

Na Herbenus zijn er meerdere auteurs die niet alleen hun eigen versie van het opschrift ten beste gaven, maar waarvan sommigen zich ook hadden verdiept in de achtergrond.

Zoals Bacchienne bijvoorbeeld, al was het oppervlakkig:

“In 1408 door de Luikenaren ondernomen, door welke deze Stad wel jammerlijk geteisterd werd, maar niet veroverd werd: welk geval, des te meer, verdiend te worden aangeteekend, dewijl deszelfs gedachtenisse tot heden bewaard, in een steen boven de Wijker Buitenpoort gesteld, met eene inscriptie, naar den ouden stijl, zeldzaam uitgedrukt:”  


Int joer M.CCCC ende acht

Die Luyck hadde Tricht belacht

Daer noe M.CCCC ende twelve

maeckte die Stat dese brugge selve

Syt vorsinnig en voerdechtig

en laet nyet soe voele in

Gher en syet mechtich

 


= “vertaling”:   
      In het jaar 1408 hebben de Luikenaren Maastricht belegerd 
                            Daarna maakte de stad in 1412 deze brug op haar kosten
   
                         Wees bezonnen en er op bedacht
                           
dat je niet meer (vreemd krijgsvolk) binnen laat dan dat je de baas kunt.

= achtergrond:

Jan van Beieren, de prins-bisschop van Luik lag al geruime tijd overhoop met zijn onderdanen en moest de wijk nemen naar Maastricht, die zijn kant koos. Dat stemde de Luikenaren beslist niet vrolijk en in 1407 verschenen ze met een sterk leger voor Maastricht. Belegering en heftige uitvallen volgden elkaar op, maar het was de strenge winter die onze zuiderburen begin januari 1408 tot de aftocht dwong.  
In de loop van dat jaar verscheen de vijand opnieuw voor de stad. Ook nu zonder succes; hevige beschietingen en zelfs het omleiden van de Maasarm ten spijt. Toen hulptroepen kwamen opdagen dropen de Luikenaren af.  
In 1412 werd – het beleg van 1408 blijkbaar nog vers in het geheugen – de brug buiten de Hoogbruggepoort gebouwd (wegens oorlogsschade vernieuwd?) en beide gebeurtenissen vastgelegd op een gedenksteen, die bij de afbraak van de poort in 1868 verdwenen is. Van deze steen is ook nergens een duidelijke afbeelding terug te vinden.

 

M. Herbenus, De Trajecto instaurato, 1485; vertaling M. van Heijst, Over Hersteld Maastricht,  1984, p. 15  
W. Bachienne, Vaderlandsche Geographie, 1779, deel V, p. 937  

M.Heylerhof, Annuaire de la province de Limbourg, 1825, p. 125 + 126  

Lennep en Ter Gouw, De Uithangtekens1, 1868, heruitgave p. 256 (medegedeeld door de heer van de Noorda te Maastricht)  
LJ  Morreau, Maasgouw, 1969, p.98  
LJ Morreau, Bolwerk der Nederlanden, 1979, p. 120 + 320, versie naar W. Bachienne 
 

 

  

>> A. Schaepkens: Hoogbruggepoort ca 1860

 

 

>> Theodor Weijnen: Hoogbruggepoort, Oude Wijkerpoort, Akerpoort of Duitsche poort vlak voor de afbraak, 1868
     De gedenksteen boven de poortuitgang.

 


 Tongersepoort

(poort aan het uiteinde van de Tongersestraat)

 

Herbenus vergiste zich – net als anderen - toen hij het jaartal 1459 van het opschrift in de noordelijke verbindingsmuur tussen de noordelijke toren en de poort koppelde aan de bouw van de Tongersepoort zelf.  
Volgens Morreau is de poort al van eerdere datum en was in dat genoemde jaar met de latere bouw van de voorliggende versterkingstorens een begin gemaakt.  
Het is opvallend dat hij deze gedenksteen in zijn later verzamelwerk Bolwerk der Nederlanden slechts zijdelings vermeldt: “Herbenus ontleende bepaalde jaartallen zoals 1427, 1450, 1459, en 1464 vermoedelijk aan ingemetselde gedenkstenen. Van het jaartal 1459 – werkzaamheden aan de Tongersepoort – lijkt dit wel vast te staan.”  
Morreau geeft de tekst niet; wel geeft hij aan: “Gedenksteen Tongersepoort (1459). Thans Stadsmagazijn Limmel.”  
De steen kwam echter in 1983 niet meer voor op de inventarislijst van het Bonnefantenmuseum en mag dus als verloren worden beschouwd.
 


Aengelacht soe waert dies thoren

Naedat Christus was geboren

Dusent CCCC ende LIX joier

Op Sint Mercusdaich dats woier

 


= “vertaling”:    

Met de bouw van deze toren begon men in 1459 op de feestdag van de H. Marcus (25 april).

 

links duidelijk zichtbaar de verbindingsmuur tussen de vooruitgesprongen toren en de walmuur (maquette Paul Tieman)

 

M. Herbenus, De Trajecto instaurato, 1485; vertaling M. van Heijst, Over Hersteld Maastricht, 1984, p. 15  
W. Bachienne, Vaderlandsche Geographie 1779, deel V, p. 855  
HPH Eversen, Maasgouw, 1882, p. 676  
LJ Morreau in Maasgouw, 1969, p. 82  

LJ Morreau, Bolwerk der Nederlanden, 1979, p.43

 


>> J. Brabant, Tongersepoort ca 1860

 

 

>> Theodor Weijnen: Tongersepoort tijdens de afbraak, 1868

 


 Sint-Maartensbuitenpoort (stadzijde)

(poort buiten de Wijcker Grachtstraat)

 

In 1450 was in de noordoosthoek van de nieuw aangelegde Wijckse omwalling in een waltoren een uitgang uitgespaard, de zogenaamde Bolwerkpoort, die honderd jaar later uitgebouwd werd tot een nieuw verdedigingswerk. Het is tijdens die grote verbouwing dat aan de kant van de stad de hieronder genoemde gedenksteen van 1544 geplaatst werd en een andere van 1546 boven de met de stadsster gekroonde uitgang naar de veldzijde.

De poort verviel rond 1633 als doorgang en werd toen opgenomen in het nieuwe Sint- Maartensbastion..

 

 

 

>> Simon de Bellomonte, detail stadspanorama 1575

Vooraan (34) de Bolwerkpoort met daarachter de Sint-Maartenspoort aan de Wijcker Grachtstraat. De hier afgebeelde poort is echter die van aan de Rechtstraat en moet gesitueerd worden op de plek van die andere mysterieuze toren in de richting van de kruittoren. “Voor het gemak” heeft de tekenaar ook het verloop van de wal vanaf de Bolwerkpoort richting Maas “vergeten”.

 

De steen aan de veldzijde bleef zichtbaar; de tweede steen aan de binnenzijde werd bij de aanleg van het Sint-Maartensbastion gedeeltelijk “ingebouwd”. De tekst was toen niet meer te ontcijferen doordat een muur dwars op de gedenksteen was geplaatst, zoals Schaepkens in 1864 nog aangeeft.

Opmerkelijk is dat bij zijn beschrijving niet een tekening van de Sint-Maartensbuitenpoort geplaatst werd, maar een met de inkijk in een poortgebouw dat niets anders dan de oude achterliggende Sint-Maartenspoort aan de Wijcker Grachtstraat kan zijn geweest. Zou Schaepkens deze mogelijk als onderdeel van het bastion gezien hebben?

 

Het is waarschijnlijk ook Schaepkens die – onbekend met de bijna onleesbare tekst - een verminkte en vaak onbegrijpelijke weergave van het opschrift gemaakt heeft.

         

>> Onbekend (A. Schaepkens?), Inscription sous l’ancienne porte St. Martin, ca 1850; archief LGOG nr. 10132

 

Eversen moet de steen gezien hebben nadat deze uitgebroken was en de tekst beter leesbaar. 
Sprenger “herontdekte” hem veertig jaar later.  

Uit de precieze manier waarop hij de steen beschreven heeft met oog voor details (en dat mocht je W. Sprenger als architect wel toevertrouwen), mag je afleiden dat de schrijver de steen ook werkelijk gezien heeft en wel nog heel. 
Anders had hij dat wel vermeld.  
Dat was dus toen denkelijk “in het museum”; dezelfde steen die in 1978 in brokstukken en niet meer compleet bij 
Publieke Werken lag.  
De restanten in aanmerking genomen, komt zijn weergave van de tekst - behoudens enkele aantoonbare overschrijffouten en afwijkende “lay-out” het dichtst bij het origineel:

“Naar het museum is overgebracht een rechthoekige Naamsche steen, groot 0,98 m. op

0,75 m., afkomstig van St. Maartenspoort te Wijk. Daarop staat met Gothische letters:”

 


Tou  syeg es myne raet; wael

ghewaeckt en es nyet quaet,

en acht dyne vijant nyet 

toe cleyn helt got voer ouge(n)

int gemen myt got blyeff ich eyn;

maeckt alle tijt onversaecht myt

behulp mijnen beyden lansheren

blijff ich alle tijt in eren lens meys 

                 enden ernnenberch

                   paymeester ao 1544

>> restanten van de Sint Maartensbuitenpoortsteen; foto 1978 bij Publieke Werken   

 

Sprenger gaf verder de volgende beschrijving: “Aan de rechterzijde van den tweede en derde regel is in een cirkel de vijfpuntige stadsster uitgebeiteld. Tussen de voorlaatsten en den laatsten regel zijn nog aan de rechterzijde in veel kleinere letters de woorden uitgekapt: "enden ernnenberch".  Deze betekenen vermoedelijk: in den Arenberch; ze behoren dan bij de naam lens meys = Laurentius Meys, die gehuwd was met een dochter van Thomas van den Ketel, alias in den Arenbergh (NB. De Maasgouw 1882, blz. 676 leest echter cronenberch).”

 

>> gedeeltelijke reconstructie met behulp van de overgebleven stukken


= “vertaling”:

(die “ich” en “myn” zijn de verpersoonlijking van de stad Maastricht )

Let goed op je zaak, dat is mijn raad  

Op je hoede zijn kan nooit kwaad

Denk niet te geringschattend over je vijand

Vertrouw bij alles op God,

met God’s hulp blijf ik bestaan,

blijf ik altijd onoverwinnelijk

met de hulp van de beide landsheren (bisschop van Luik en de hertog van Brabant)

kan mij nooit iets gebeuren.

Laurentius Meys, wonende in de Arensberg, stadsontvanger,

in het jaar 1544

De verschillende schrijvers zijn het er niet over eens waar Lens Meys woonde. Of dat nu in de Cronenberch was - het pand in de Maastrichter Brugstraat nr. 26 waar de gevelsteen IN DEN GECROONDEN BERGH – AU MONTAGNE COURONNEE uithangt – dan wel in de Arenbergh, de ernnenberch, in de Grote Staat nr. 27 met de gevelsteen van een dubbelkoppige arend die met zijn poten op een berg staat en die nu te zien is op de Grote Gracht nr. 21.

De gothische letters c en e lijken veel op elkaar, maar de derde letter is na bestudering van de foto eerder een n dan een o, zodat Sprenger wel eens gelijk zou kunnen hebben.

In 1983 stond op de inventarislijst van graf-, jaar-, gedenk-, en gevelstenen in het Bonnefantenmuseum: “Vier fragmenten van een gedenksteen uit 1544, waarschijnlijk afkomstig van de oude St. Maartenspoort”. 
Het zijn dezelfde brokstukken die nu nog in een extern depot moeten liggen.

Al heel lang niet meer als zodanig gebruikt, werd deze  “uterste Sint-Martensporte” (buitenpoort) in de 19e eeuw  “de oude St. Martenspoort “ en “la vieille porte Saint Martin” genoemd. Niet te verwarren dus met de nog oudere Sint-Maartenspoorten aan de Wijcker Grachtstraat en diens opvolger aan de Rechtstraat. Wie zoekt in publicaties of prentenarchief krijgt onder de naam  “Sint-Maartenspoort” vijf (!) verschillende poorten voorgeschoteld!

 

A. Schaepkens, Publications, 1864,  p. 335  
HPH Eversen, Maasgouw, 1882, p. 675  
W. S(prenger), Maasgouw, 1928, p. 74 
LJ Morreau, Maasgouw, 1969, p. 103  
LJ Morreau, Bolwerk der Nederlanden, 1979, p. 137, 138

 


 Sint Maartensbuitenpoort (veldzijde)

   

Ook aan de veldzijde stond boven de poortdoorgang een gedenksteen.

In de beschrijving van zijn tekening “la porte l’ancienne enceinte à Wyk-Maestricht” zegt Schaepkens daarover:

“ L’inscription monumentale avec date de 1450, taillé dans une pierre dure qui se voit au-dessus du cintre de la vieille porte Saint Martin au rempart, donnée par l’annuaire, ne se rapporte pas à la construction de la porte ovigale, mais est un avertissement aux habitants de la ville contre un danger qu’elle a couru un siecle plus tard vers 1546, d’etre prise par des troupes étrangères.“

Schaepkens noemt dus de steen aan de veldzijde – zonder verder de tekst te geven - waarvan hij weet heeft dankzij het artikel in de Annuaire van Heijlerhoff, die de steen ter plekke gezien heeft.
Of de steen bewaard is, wordt door geen van de latere auteurs bevestigd.  


Nempt Got voer oghen ende syt voersinnigh en voerdechtich

En laeter neit meer in, ghy en syt dier mechtich

Bemynt beyde uur lanssheeren

Soe blyft ghy altyt in eeren

Gescreven anno MDXLVI Pauwels Bonten Paymeister

 

 

= “vertaling”:

Vertrouw op God; wees vooruitziend en behoedzaam,

Laat niet meer vreemd krijgsvolk in de stad dan je de baas kunt

Hou rekening met de beide heren, de bisschop van Luik en de hertog van Brabant

Dan zal de stad en zijn burgerij niets gebeuren

Geschreven in 1546 door Pauwels Bonten, stadsontvanger

>> Theodor Weijnen: Sint Maartensbastion vlak voor de afbraak, 1868

= achtergrond:

Men was er bepaald niet op gebrand vreemd krijgsvolk in de stad toe te laten, ook niet als het alleen maar om een doortocht ging. Toen de troepen van keizer Karel V (notabene de medeheer van Maastricht) in 1536 verzochten de Maas via de brug te mogen oversteken, nam de magistraat de nodige strenge voorzorgsmaatregelen.

Zijstraten werden met kettingen afgegrendeld en terwijl de 14.000 soldaten in groepjes mochten passeren, bewaakten de leden van de schutten en ambachten, geharnast en bewapend, de doorgaande route van “Hoigbruggen tot Tweinbergenporte”.

Denkelijk was de angst voor een onverhoedse overval zo groot, dat de waarschuwing voor zo’n eventuele gebeurtenis wel op drie verschillende poortstenen terug te vinden was.

 

      M. Heylerhof, Annuaire de la province de Limbourg, 1825, p. 125 + 126  
A. Schaepkens, Publications, 1864,  p. 335  

Van Lennep en Ter Gouw, De Uithangtekens1, 1868,  p. 256  (Medegedeeld door de heer van de Noorda te Maastricht)  
HPH Eversen, Maasgouw, 1882, p. 658  
LJ Morreau: Bolwerk der Nederlanden, 1979, p. 137

 


 Nieuwe Sint-Maartenspoort

(poort aan het noordelijke uiteinde van de Rechtstraat)

 

Morreau: “Op 11 augustus 1783 had de aanbesteding plaats van een nieuwe poort in de omwalling van Wijck, tegenover het noordeinde van de Rechtstraat. Het werk werd gegund aan MJ Soiron; de aanneemsom was fl. 4600,-. Nadat met de bouw van de poort op 27 augustus 1783 was begonnen, kon het werk op 30 november d.a.v. worden opgeleverd." en "Boven de uitgang bevond zich een sluitsteen met het opschrift:: Nieuwe Sint Martenspoort 1783." ; "thans stadsmagazijn Limmel.”

Deze omschrijving komt overeen met de tekening van Brabant van ca 1868 en de inventarislijst van het Bonnefantenmuseum, zij het daar vermeld wordt dat de steen in stukken gebroken is.

 

>> naar een tekening van Jan Brabant ca 1860

>> A. Schaepkens, De nieuwe Sint-Maartenspoort van 1783, gesloopt in 1868  

 

>> Theodor Weijnen: de nieuwe Sint Maartenspoort vlak voor de afbraak, 1868

Hoewel met de directie van de Muziekschool en architect Dautzenberg onderhandelingen gevoerd werden voor herplaatsing bij de Maartenspoort, ligt de beschadigde steen op dit moment in een extern depot van het Bonnefantenmuseum; ontzettend moeilijk bereikbaar voor het maken van een foto.

   

LJ Morreau, Bolwerk der Nederlanden, 1979, p. 136, 137 + 320  
Inventarislijst van graf-, jaar-, gedenk-, en gevelstenen in het Bonnefantenmuseum 1983


Tot slot de poort die er eigenlijk geen is en zeker geen oude stadspoort.

 Poort Waarachtig

(aan het begin van de Begijnenstraat)

 

Toen Maastricht in 1867 als vesting opgeheven werd, haastte men zich om vooral af te rekenen met de poorten, die de voortuitgang in de weg stonden, naar men dacht.  
De stad brak uit zijn eeuwenoude knellende keurslijf; burgers van stand ontvluchtten de benauwde binnenstad en vestigden zich buiten de stadsmuren zoals in het Villapark.  
Ironisch genoeg moest er daarom weer een nieuwe poort komen om de verbinding met de binnenstad te verbeteren. Daarom werd bij de Zwanengracht de stadsmuur doorbroken en Poort Waarachtig gebouwd.  
Deze, in een soort neogothische stijl, dankt zijn naam aan een rijmwoord uit de door Victor de Stuers 'gedichte' inscriptie, waarbij hij oudere tekstconstructies – ook elders in het land bekend - als voorbeeld genomen heeft:

 

 

In achttienhonderd achtentachtig

is deze poort gebouwd waarachtig.

Vreest God, eert de koning, doet uw plicht

de Heer bescherme de stad Maastricht 

VS
(= Victor de Stuers)
 

>> Poort Waarachtig, inscriptie

De reden van de bouw werd al spoedig door een spotzieke Maastrichtenaar in de Almanak van 1889 als volgt onder woorden gebracht:

Dit moniment is heij gezat

umtot me geine oetgaank had.

Veur al die lui die loupe goon,

es me te hoeg hön aon welt sloon.

Börgers die de stad neet verlaot,

pas op eur tes en iert de Raod.

Het quasi Gothisch misbaksel werd oorspronkelijk bekroond door kantelen. Die waren niet alleen verkeerd om geplaatst, maar ook niet goed verankerd.  
In 1936 kwamen ze dan ook op een kwade dag naar beneden.  
Reden genoeg voor de Maastrichtenaar om in navolging van het opschrift het volgende vers te produceren:  

In het jaar zesendertig na negentienhonderd

zijn de kantelen naar onderen gedonderd.

Vreest niet, betaal uw belasting, doet uw plicht,

de gemeentewerken beschermen Maastricht.
 

Het idee om om deze oneigenlijke uitgang weer te sluiten en de oude toestand te herstellen, waar Morreau een warm voorstander van was, kan - afgezien van verkeerstechnische en economische bezwaren - alleen maar toegejuicht worden.

 

 

>>  A. Schaepkens, de Zwanengracht voor de ontsiering door de aanleg van Poort Waarachtig

 


>> Poort Waarachtig 2013


Samenvattend:

Met uitzondering van de naamsteen uit de Nieuwe Sint-Maartenspoort en de 'Lens Meys-steen' uit de Sint-Maartensbuitenpoort, kan voor het bestaan van de andere genoemde poortstenen alleen afgegaan worden op oudere tekstbronnen, die qua weergave van de inscripties soms nog aardig van elkaar verschillen. Afgevraagd kan worden of de auteurs voor het afschrijven van de tekst konden bogen op eigen waarneming of elkaar ijverig maar nonchalant gekopieerd hebben.

Op dit moment (2013) zijn van de vijf tot nu toe bekende oude poortstenen slechts enkele brokstukken bewaard gebleven, ondanks het feit dat er in het verleden meerdere stenen 'in het museum'  terecht zijn gekomen.

Misschien zou Stichting Maastricht Vestingstad zich over de restanten kunnen ontfermen en ergens herplaatsen (het Bonnefantenmuseum zal er ongetwijfeld ook graag van af willen zijn). Of kan er ruimte gevonden worden in een nieuw geschiedkundig museum, mogelijk in combinatie met de stadspoortmaquettes van Paul Tieman?